Beroepsfotografen en fervente amateurs krijgen vroeg of laat te maken met het begrip dieptescherpte. We veronderstellen even dat u iets of iemand wil fotograferen vanop bijvoorbeeld vijf meter afstand, en dat u daarbij manueel scherp stelt op het betreffende onderwerp. Maar op dezelfde foto staan tegelijkertijd ook zaken die zich dichterbij en verderweg bevinden…
In principe zullen alleen de onderwerpen die zich op exact vijf meter afstand bevinden optimaal scherp getoond worden. Het menselijk gezichtsvermogen is echter niet in staat om zeer geringe onscherpte te registreren, dus dingen die niet al te veel van deze afstand afwijken zullen in onze ogen eveneens scherp zijn. Dieptescherpte, dikwijls ook scherptediepte genoemd, is het gebied waarbinnen alles voor ons nog scherp lijkt te zijn.
Onze ogen kunnen voorwerpen van elkaar scheiden tot op één boogminuut, dat is één zestigste van een graad. Alle onscherpte die zich beneden deze grens bevindt is dus voor ons niet van belang. Scherptediepte is de zone rond de perfecte scherpte-afstand, in ons voorbeeld vijf meter, waarbinnen de onscherpte lager blijft dan één boogminuut. Deze zone is kleiner vóór de scherpste afstand dan erachter. Als de scherptediepte in het hierboven beschreven geval begint op vier meter zal zij ongeveer eindigen op zeven meter.
Dieptescherpte is een variabel gegeven: door de diafragma-opening te verkleinen wordt de dieptescherpte groter, dus op deze manier kunt u het risico op onscherpe delen verminderen. Het verkleinen van de diafragma-opening brengt echter lichtverlies met zich mee, en om dit te compenseren zult u de belichtingstijd moeten verlengen. Hierdoor kan dan weer bewegingsonscherpte ontstaan…
Een geringe dieptescherpte hoeft niet altijd als een nadeel te worden beschouwd. Een foto waarop bvb de ogen van een fotomodel perfect scherp zijn maar het haar boven op haar hoofd onscherp, wordt door sommige fotografen soms ook als esthetisch en zelfs kunstzinnig ervaren. Door te fotograferen met weinig dieptescherpte kan men ervoor zorgen dat alleen het hoofdonderwerp van een foto scherp wordt weergegeven en de andere zaken vaag. Hiermee kan de fotograaf een "bedoeling" kenbaar maken of zorgen voor een compositie waar meer diepte in zit.
Buiten het diafragma zijn er nog een aantal andere zaken die de dieptescherpte kunnen beïnvloeden. Een groothoeklens geeft een veel grotere dieptescherpte dan een telelens. In de macrofotografie krijgt men al vlug af te rekenen met onscherpe delen die het gevolg zijn van dieptescherpte. De dieptescherpte wordt immers mede bepaald door de verhouding tussen de werkelijke afmetingen van het onderwerp en de grootte ervan op film. Deze verhouding noemt men de afbeeldingsmaatstaf.
Interessante links:
Nachtfotografie
Macrofotografie
Tafelbladfotografie
Flitsfotografie
Zwartwitfotografie
Digitale fototoestellen
Resolutie
Geheugenkaartjes
Beeldstabilisatie
Printen
Scannen
Spelen met licht
Diapresentaties maken
Modelfotografen
Fotomodellen
Naaktfotografie
Retoucheren
Helderheid en contrast
Automatisch corrigeren
Lagen gebruiken
Tekst gebruiken
ISO - waarde
Megabyte of megapixel
Analoge versus digitale fotografie